Iedereen wordt behoorlijk bang gemaakt voor te hoog cholesterol en we kunnen dit tegenwoordig op allerlei events laten meten. Als de meting ‘te hoog’ aangeeft, krijg je het advies om snel naar je huisarts te gaan, omdat je in gevaar zou zijn. Cholesterol verlagende medicijnen liggen daar al voor je klaar. Maar klopt dit wel? Is er een verband tussen hoog cholesterol en het krijgen van of sterven aan hartziekten?
De farmaceutische industrie wil van enige scepsis over de betekenis van cholesterolwaarden uiteraard niets weten. Zonder twijfel uit eigenbelang. Zij verdienen namelijk miljarden aan de verkoop van statines; de cholesterolverlagende medicijnen. De Nederlandse Hartstichting (waarover het gerucht gaat dat die geld krijgt van Unilever), de Gezondheidsraad, vele medische specialisten en het Voedingscentrum blijven vasthouden aan het standpunten dat het drukken van cholesterolwaarden de kans op hartziekten vermindert. De voedingsindustrie neemt dezelfde positie in: zij verdienen miljarden aan producten met zogenaamde ‘gezonde vetten’, ‘light producten’ en ‘gezonde dieetproducten’.
Om alvast een eerste misverstand uit de weg te ruimen: de invloed van cholesterol in de voeding op het cholesterol in ons bloed is te verwaarlozen! De lever is het centrale regelorgaan voor het cholesterol en bepaalt hoeveel cholesterol er gemaakt moet worden. De stelling: ‘eieren zijn slecht voor je cholesterol omdat de dooiers cholesterol bevatten’, lijkt een helaas onuitroeibaar indianenverhaal.
Cholesterol komt voor in alle lichaamscellen en is een onmisbare stof voor veel belangrijke processen in het lichaam. Cholesterol is zó belangrijk dat vrijwel elke lichaamscel het kan aanmaken.
Het is onmisbaar als/voor:
De lever regelt dus de cholesterolhuishouding in ons lichaam. Hier wordt ‘nieuw’ cholesterol aangemaakt, dat via het bloed naar alle delen van het lichaam wordt vervoerd, en ‘ongebruikte overschotten’ worden weer mee terug genomen. Dit is een soort recycling. Cholesterol is niet wateroplosbaar, dus het kan niet zomaar meestromen in het bloed. Het wordt getransporteerd in pakketjes samen met andere materialen zoals vetten en eiwitten.
De transporteurs van cholesterol worden LDL en HDL genoemd. Ze zijn allebei nodig in het lichaam: LDL brengt vanuit de lever het cholesterol naar plaatsen waar het nodig is voor celreparatie en andere functies. HDL werk als ‘recycler’ en brengt cholesterol -overschotten terug naar de lever waar het wordt hergebruikt.
LDL wordt vaak aangeduid als ‘het slechte cholesterol’. Een wetenschappelijk bewezen feit is echter dat LDL actief werkzaam is tegen infecties. Lage cholesterolspiegels verhogen namelijk de gevoeligheid voor allerlei infecties.
Ik bespaar jullie een uiteenzetting van de bloedwaarden en de interpretaties ervan om dit verhaal overzichtelijk te houden. Van enige waarde is wellicht het ‘totaal cholesterol’. Onder de 8.9 mmol/l is er beslist geen reden tot ongerustheid. Hogere waarden vragen om nader onderzoek naar de oorzaak, niet direct naar medicatie!
Maar veel belangrijker is dit. Besef je namelijk goed, dat cholesterolwaarden voortdurend variëren. Afhankelijk van de voortdurend wisselende behoefte aan de hormonen die uit cholesterol worden aangemaakt. Vooral de behoefte aan het stresshormoon cortisol is zeer variabel. Bij zware lichamelijke inspanning stijgt de behoefte tot het dubbele en soms zelfs tot het tienvoudige!
Er is dus geen sprake van ‘de’ cholesterolspiegel van een individu want die varieert voortdurend. 1 of 2 metingen per jaar zijn al helemaal onzinnig en niet representatief!
De klassieke hypothese is dat een hoog cholesterol hart-en vaatziekten zou veroorzaken omdat dit de bloedvaten zou laten dichtslibben. Dit hoog cholesterol zou weer het gevolg zijn van het eten van ‘foute’ verzadigde (dierlijke) vetten zoals roomboter of eieren.
Veel onderzoeken laten echter zien dat het cholesterolgehalte geen lineair verband toont met ziekte en overlijden aan hart-en vaatziekten. Het tegenovergestelde is zelfs het geval: hoe lager het cholesterol, hoe groter de kans op hart -en vaatziekten en des te groter de sterftekans. Een hoge cholesterolspiegel is dus niet ongunstig. Wees eerder benauwd voor een laag HDL/LDL. Er is ook geen verband gevonden tussen het dichtslibben van vaten en het cholesterolgehalte. Mensen met een hoog cholesterolgehalte lopen net zoveel risico als mensen met een laag cholesterolgehalte. En tot slot is consumptie van verzadigd vet veilig: dit heeft niets te maken met hart -en vaatziekten.
In 2009 slikten 7.5% mensen statines en in 2013 liep dit al op naar 10% van de bevolking. De norm voor een 'hoog cholesterol' is in die tijd behoorlijk naar beneden bijgesteld zodat je je eerder in het 'risicogebied' bevindt.
Statines verminderen inderdaad het aantal hartinfarcten. Maar ze doen dat onafhankelijk van hun cholesterolverlagende effect. Ze werken namelijk ook bij mensen met extreem lage cholesterolspiegels. Een verband met bloedspiegels van totaal cholesterol, HDL of LDL is er niet.
Statines worden door medici voorgeschreven om plaque-vorming in aderen te voorkomen. Het absurde is, dat nieuw onderzoek juist het tegenovergestelde laat zien!
Wat doen statines dan wel? Ze hebben een ontstekingsremmende en stollingsremmende werking. Het remmen van stolling betekent dat ze een preventieve rol kunnen spelen inzake het optreden van TIA’s. Dit zou eigenlijk de enige medische situatie zijn waarin het voorschrijven van statines gerechtvaardigd is.
In 2008 publiceerde het American Journal of Cardiovascular Drugs een opsomming van bijna 900 studies die nadelige werking van statines hadden gemeld. Na 2 jaar stopt 60% van de gebruikers met statines omdat ze zich er te beroerd bij voelen!
Veel voorkomende bijwerkingen zijn:
Iedereen moet natuurlijk zelf bepalen of je statines slikt. Maar de winst die er lijkt te zijn, ligt eigenlijk alleen in de situatie van een TIA, om de kans op een herhaling hiervan te verkleinen. Hoe jonger men is, hoe meer risico dat meebrengt om in andere ziekten en problemen terecht te komen. Besef je goed dat het gebruik niet geheel veilig is en er een grote kans is op vervelende bijwerkingen.
Laat in ieder geval je cholesterol met rust, het is van levensbelang!
Het is belangrijk om eerst te begrijpen dat er verschillende 'soorten' UV-straling bestaat. Het UV-gedeelte van het spectrum van zonlicht heeft namelijk 3 bandbreedten in de golflengten: A, B en C
Hieruit kun je al het belang halen van een evenwicht tussen beide stralingen voor de mens. UV-B is onmisbaar voor de vorming van vitamine D in de huid. UV-A geeft ons de gewenste bruining van de huid, maar teveel leidt tot verbranding. Hoe vindt je dit evenwicht?
Hoe krachtig is het bewijs dat blootstelling aan de zon melanomen veroorzaakt? Uit onderzoek blijkt dat mensen met de grootste melanomen niet degenen zijn die het meest in de zon zijn. Opmerkelijk? De getroffen lichaamsdelen zijn ook niet de delen die het meeste zonlicht ontvangen en niet alle mensen met lichte huid worden in gelijke mate getroffen.
Een andere conclusie die getrokken werd, was dat korte perioden van blootstelling riskanter lijkt dan constante blootstelling. Melanomen komen bijvoorbeeld minder voor bij mensen die voor hun beroep buiten werken, zoals boeren en vissers. Het komt juist meer voor bij mensen die binnen werken.
Zonnebrandcrèmes filteren vooral de UV-B straling en de UV-A straling veel minder. Maar weet je nog wat de meest schadelijke straling was? Inderdaad, UV-A straling.. De beschermingsfactor: SPF, wordt echter vastgesteld op basis van de absorptie van de UV-B straling. EU regelgeving eist dat de beschermingsfactor tegen UV-A 1/3e moet bedragen van de factor tegen UV-B. Dit betekent dat crèmes met een hoge beschermingsfactor in feite ook een beperkte bescherming bieden, aangezien het meest schadelijke UV-A toch doordringt. Chemische zonnebrandcrèmes schakelen UV-A straling niet uit. De aangeboden crème laten steeds hogere beschermingsfactoren zien. Mensen denken dat factor 30 de dubbele bescherming biedt van factor 15. Maar dat is dus niet zo. Factor 15 blokkeert ongeveer 93% van alle UV-B straling, bij factor 30 is dat 98% en bij factor 50 is het ongeveer 99%.
Waarom steeg het aantal gevallen met huidkanker zo sterk in het laatste kwart van de vorige eeuw? In 1992 werd al een onderzoek gepresenteerd waaruit bleek dat de grootste toenames van melanomen plaatsvonden in landen waar het gebruik van chemische zonnebrandcrèmes zwaar gepromoot was. Er is dus verontrustende informatie die benadrukt dat zonnebrandcrèmes wel eens gevaarlijk kunnen zijn. Mensen realiseren zich te weinig dat alle op de huid gesmeerde stoffen in de bloedsomloop terecht komen en op allerlei plekken in het lichaam gevolgen kunnen hebben.
Er werden in 2021 800 verschillende crèmes getest op de aanwezigheid van toxische chemicaliën. Slechts 25% van de producten bleek veilig. De mate van toxiciteit loopt zeer uiteen en is onderwerp van discussie. Maar gebruik van deze ingrediënten is helemaal niet nodig, aangezien er voldoende alternatieven zijn.
Welke stoffen zijn het meest toxisch?
Uit onderzoeken blijkt dat veel zonnebrandcrèmes nanodeeltjes bevatten. Bij tests van aantal bekende merken werden nanodeeltjes van titaniumdioxide gevonden. Recent onderzoek liet zien dat deze deeltjes heel veel vrije radicalen produceren bij instraling van UV-licht. Kankerverwekkend dus!
Een andere groep wetenschappers vermoedt dat een vitamine D tekort de oorzaak is van melanomen. Er is veel wetenschappelijk onderzoek beschikbaar dat concludeert dat vitamine D een beschermende rol speelt ten aanzien van het ontstaan van alle typen kanker.
Het is duidelijk dat we niet lichtzinnig moeten omgaan met de anti-zonnebrandmiddelen. Continue preventief insmeren is echt niet verstandig. Het is beter om iedere dag dat de zon schijnt onbeschermd kort in de zon te gaan om de huid langzaam te laten wennen. Controleer alle cosmetica op de aanwezigheid van SPF. Als dat erop staat en het middel wordt wordt elke dag op het gezicht gesmeerd, is dat in dus ongewenst!
Het meest verstandige is om je blote huid langzaam aan de zon te laten wennen.. Dat betekent dus: begin in het voorjaar met zo vaak mogelijk kort in de zon te zitten, en juist tussen 12:00 en 14:00 uur. Want dan vang je de benodigde UV-B straling op die nodig is voor vitamine D vorming in de huid. Bouw de gewenning met het gehele lichaam ook zo op. Je huidtype is uiteraard van belang. Heb je een bleke huid? Dan moet je voorzichtiger te werk gaan. Zodra je huid licht roze kleurt, moet je uit de zon gaan of je huid bedekken. Als dat onvoldoende is, of die mogelijkheid is er niet, smeer je dan in met veilige zonnebrandcrèmes. Je kunt jezelf ook insmeren met zinkzalf, daar zit zinkoxide in dat beschermt tegen verbranden.
Het antwoord is kort: nee, de zon is niet onze vijand, maar onze vriend. En net als met echte vrienden geldt, daar moet je zorgvuldig mee omgaan.